Landgoed De Wiersse in Vorden werd tijdens de Tweede Wereldoorlog gebruikt door eenheden van de Duitse bezetter. Dat gebeurde in Oost-Nederland met veel buitenplaatsen. Op De Wiersse kwamen echter verschillende ontwikkelingen samen, waardoor er een interessant verhaal lag om op te schrijven in boekvorm. De engelse eigenaar verbleef gedurende de oorlog in het vrije Engeland, terwijl het personeel van het landgoed de verschillende bezetters van het landgoed dienden. En dat leidde bij beheerder Gerrit Jan Kok tot het vastleggen van de gebeurtenissen en zijn gedachten in een dagboek. Naast de fysieke oorlog vond er getuige het dagboek ook een psychologische oorlog plaats. Dat maakt het boek ‘Oorlog op De Wiersse’ van bijzondere waarde.
De eigenaren Alice Gatacre-De Stuers en William Edward Gatacre vertrokken na de inval van Duitsland in Polen in september 1939 naar Engeland. Engeland verklaarde Duitsland de oorlog en omdat William Edward Gatacre oud-legerofficier was wilde hij graag terugkeren naar zijn oude regiment. Boer en pachter Gerrit Jan Kok die al beheerder was voor de meest praktische zaken, kreeg zodoende formeel de leiding over het landgoed. De juridische zaken waren ondergebracht bij C.C. De Jonge van Ellemeet in Zutphen; de latere burgemeester van diezelfde stad.
Voor Kok begon de oorlog slecht, want zijn oudste aangenomen zoon sneuvelde bij de gevechten op de Grebbeberg in mei 1940. Dat voedde de anti-Duitse houding van Kok, zoals in het dagboek valt te lezen. Hij schreef ook vaak D. in plaats van Duitsers, alsof hij de bezetter niet wilde benoemen. Kok was geen schrijver, maar legde vooral zaken vast waar hij feitelijk wel de verantwoordelijkheid voor droeg maar zich niet verantwoordelijk voor voelde omdat hij er niets tegen kon doen. Samen met een briefwisseling die vlak na de bevrijding op gang kwam tussen Kok en Alice Gatacre-De Stuers konden de gebeurtenissen op het landgoed in de laatste jaren van de oorlog zo goed worden gereconstrueerd.
Het dagboek start in juli 1943 met een bezoek van Seyss Inquart aan De Wiersse. De hoogste vertegenwoordiger van Adolf Hitler in Nederland inspecteerde het huis om het als buitenverblijf te kunnen gebruiken. Het was de eerste en enigste keer dat hij een bezoek bracht, maar het huis werd vervolgens wel gevorderd door Emil Schneider; de hoogst geplaatste ambtenaar van de provincie Gelderland. Kok werd verzocht om twee personeelsleden aan te stellen; Reintje Vruggink voor de huishouding en Gertrude Cremers voor in de keuken.
Tot aan september 1944 bezocht Schneider regelmatig De Wiersse om er te jagen of om er wijn te nuttigen die in grote hoeveelheden lag opgeslagen in twee kelders. Dat deed hij vaak in gezelschappen die bestonden uit collega-ambtenaren en Duitsgezinde adel. Ook vond er eens een diner plaats met alle NSB-burgemeesters uit de omtrek. Het jagen gebeurde samen met jachtopziener Gerrit van Veldhuizen van De Wiersse.
Kok had in deze periode nog redelijk grip op de personeelsleden die aan hem verantwoording moesten afleggen, al deden zich regelmatig voorvallen voor waar Kok zich aan stoorde. Maar dat viel allemaal in het niet in vergelijking met de komst van Duitse oorlogstroepen op De Wiersse. Op 7 september 1944 kwam de staf van de 10e SS Pantserdivisie Frundsberg De Wiersse vorderen. Diverse pogingen van de Duitse ambtenaren om ‘hun’ landgoed terug te krijgen faalden. De twee personeelsleden op het huis bleven hun werk doen voor deze nieuwe bezetters, maar de grip van Kok verdween tot zijn grote frustratie. De Duitsers waren simpelweg de baas en het personeel deed wat hen werd opgedragen.
Er werden vrouwen van ‘verdachte zeden’ aangerukt om de Duitse soldaten te plezieren, de kelders met wijn werden geplunderd en in het huis ontstond grote ravage en raakte de riolering verstopt of zorgde voor overstromingen. Het leidde er toe dat Kok weg bleef van het huis en ook het personeel niet langer durfde aan te spreken. Hij schrijft dat hij bang is om verraden te worden door het personeel, omdat hij zilver, linnen en wijn uit het huis heeft laten halen om in ieder geval een deel van de inventaris veilig te stellen voor de familie Gatacre.
De SS-divisie onder leiding van Otto Paetsch vocht mee met de Slag om Arnhem. Het grootste deel van de eenheid vertrok in oktober van het landgoed op enkele soldaten na. Uiteindelijk was het vlak na de jaarwisseling dat het huis weer beschikbaar kwam voor de Duitse ambtenaren. In maart 1945 keerde de gevechtsdreiging terug in Oost-Nederland en werd het huis opnieuw gevorderd door eenheden van het Duitse leger. Nu was het een opleidingseenheid voor parachutisten; veelal zeer jonge soldaten die in een paar weken tijd werden klaargestoomd voor de oorlog. Omdat er ook al vluchtelingen waren ondergebracht, moest Kok daar andere opvanglocaties voor regelen.
Deze Duitsers vertrokken daags voor de bevrijding op 1 april hals over kop met gevorderde paarden en wagens. Daarbij werd ook een koetshuis opgeblazen en sneuvelde een Duitse officier die door Letse soldaten werd doodgeschoten. Die Letse soldaten waren getuige het achterblijven van brieven en kranten ook gelegerd op De Wiersse en wilden blijkbaar niet langer vechten voor de Duitsers.
Engelse legereenheden bevrijdden De Wiersse en bleven enkele dagen als gasten op het huis. Daarna verbleven er Canadese militairen totdat die ook weer vertrokken en de familie Gatacre in augustus terugkeerde uit Engeland.
Voordat de Gatacre’s familie terugkeerde organiseerde de familie een grote hulpactie vanuit Shrewsbury voor de inwoners van Zutphen die door de intensieve gevechten alles kwijt waren. Daaruit is later de stedenband ontstaan die tot augustus 2018 duurde.
Het hele verhaal over De Wiersse inclusief de letterlijke weergave van het dagboek is te lezen in het boek ‘Oorlog op De Wiersse’. Het boek is verkrijgbaar via www.omkijkpunt.nl.