In de goede oude tijd werd er aan de grens bij tijd en wijle een levendige smokkelhandel bedreven. Deze vorm van illegale nering ontstond in de tijd toen landsbesturen allerlei maatregelen gingen treffen om de eigen handel en industrie te beschermen door het heffen van invoerrechten. Daarmee probeerde men de prijsver- schillen tussen de eigen en buitenlandse producten te elimineren. Dat leidde er echter wel toe dat de illegale transitohandel zeer lucratief werd. Invoerrechten moesten worden betaald bij de douanekantoren. Vermoedelijk zijn die zo begin of halverwege de 19e eeuw aan de landsgrenzen tot stand gekomen. De belangrijkste grensposten in het oosten des lands waren Glanerbrug en Zevenaar. Daar tussenin had je grenskantoren van lagere orde, waar men slechts in beperkte mate kon in- of uitvoeren. Ik noem bv. Buurse, Oldenkotte, Zwilbroek, Oeding, Heume en Dinxperlo.
De grenzen werden bewaakt door een leger van douanemensen, ook wel kommiezen genoemd. Volgens rooster patrouilleerden zij langs de grens. Vooral ‘s nachts, want smokkelwaar werd als regel gedurende de nachturen vervoerd. De smokkelpaden liepen veelal door bossen en moerasgebieden, zoals bijvoorbeeld het Zwilbroekerveen.
De smokkelaars bedachten allerlei trucs om de kommiezen te misleiden. Zo werd vaak iemand met een geringe hoeveelheid smokkelwaar vooruit gestuurd. Werd die niet gegrepen dan was de weg vrij voor het grote transport. Werd die wel gegrepen danı ging het grote transport niet door. Evenwel hadden de kommiezen deze truc op een gegeven moment door en lieten ze de voorloper gewoon passeren en wachtten dan op de volgelingen met de grote buit. Smokkelen gebeurde in het groot en in het klein. De grote smokkelaar ging het om winst te maken. In de Eerste Wereldoorlog werden ze OW-ers genoemd (oorlogswinstmakers). De kleinen beoefenden het “vak” om hun eigen levenspeil wat op te krikken. De Eerste Wereldoorlog was voor de Nederlandse smokkelaars een bijzonder interessante periode, omdat in Duitsland naarmate de oorlog voortduurde, gebrek ontstond aan van alles en nog wat. Al spoedig na het uitbreken van de oorlog ontstond er hier een belangrijk paardensmokkel, want het Duitse leger had veel paarden bij de Duitse boeren gevorderd. Na de oorlog, met name zo ongeveer halfweg de jaren twintig, werd er gesmokkeld irı omgekeerde richting. In Duitsland was in die tijd voor een habbekrats van alles te koop. Men was er tuk op de harde Hollandse gulden, omdat de Duitse rijksmark op een gegeven moment vrijwel waardeloos werd. Het ontstaan van deze situatie was hoofdzakelijk het gevolg van het wurg-dictaat van Versailles, dat Duitsland na de eerste wereldoorlog door de geallieerden was opgelegd en leidde tot werkloosheid en grote armoede onder het Duitse Volk. Er werd zelfs honger geleden. Ik herinner mij een vrouw met een stel kleine kinderen, die bij ons voor de deur stond en om eten vroeg. Zij was een oorlogsweduwe en kwarn uit Ochtrup. De kinderen waren blootsvoets en zaten bijzonder slecht in de kleren.
Uit die smokkelperiode van na de Eerste Wereldoorlog herinner ik mij dat ik op een nacht wakker werd van drukte op de weg. Wat bleek! Een hele karavaan van dorsmachines en andere landbouwmachines passeerde de grens en trok richting Groenlo. Later bleek dat al dat materiaal afkomstig was van een fabriek van een zekere mijnheer Kemper uit Stadtlohn of Ahaus. Hoe dat transport tot stand was
gekomen is voor mij een Vraag gebleven. Er moesten twee grenskantoren worden gepasseerd en dat ging blijkbaar moeiteloos. lk heb wel eens gehoord dat de Duitse Zollbeamten na sluitingstijd van het grenskantoor het welletjes vonden. Maar ik Vraag me af of het Nederlandse grenskantoor zonder meer gepasseerd kon worden dus zonder invoerrechten te betalen.
Ook herinner ik mij dat Vredense zakenlieden bij ons op de zolder gedeelten in gebruik hadden waar ze hun koopwaar hadden opgeslagen, die zij voor Nederlandse guldens verkochten. Ik weet o.a. nog dat een manufacturier Terhalle daar kleding verkocht. Toen deze vorm van handeldrijven financieel niet meer interessant was, kwam daaraan een eind. Maar op onze hooizolder hebben nog jaren lang tientallen kolenkitten gelegen, die op een gegeven ogenblik ernstig door roest waren aangetast en daarom zijn opgeruimd. Ook is er nog een costuum achtergebleven dat nog jarenlang in een kast op de zolder heeft gehangen. Toen ik in april 1936 op het gemeentehuis van Eibergen werd toegelaten als volontair, vond mijn moeder, dat het een geschikt costuum was om naar mijn werk aan te trekken. Maar het beantwoordde naar mijn smaak niet meer aan de mode van die dagen.
Het is in die tijd ook Voorgekomen dat een Nederlander in Duitsland voor een appel en een ei een nieuwe naaimachine kocht voor zijn vrouw. Op een of andere manier was hij te weten gekomen dat invoer van onderdelen belangrijk voordeliger was dan invoer van een compleet product. Wat deed de man? Bij een van de Zwilbroekse café`s demonteerde hij de machine, ging met een verzameling onderdelen de grens over en zette bij ons thuis de machine weer in elkaar. Hij hield echter enkele onderdelen over. Maar de machine functioneerde uitstekend. Met de machine en de overgebleven onderdelen ging hij vervolgens naar huis.
ln de jaren dertig werd er veel koren, vooral mais van Nederland naar Duitsland gesmokkeld. Wat in beslag genomen werd door Zollbeamten werd opgeslagen in een ruimte voor het loket in het Zollamt. Op een gegeven nacht de Duitse en Nederlandse Zollbeamten en kommiezen hadden naar ik mij meen te herinneren een gezamenlijk feestje georganiseerd werd de opslagruimte in het kantoor ieeggestolen, vrijwel zeker door de smokkelbende van wie smokkelwaar in beslag was genomen. Ook hebben de dieven toen de Duitse slagboom over de weg beschadigd. Het is nooit uitgekomen wie de daders zijn geweest. Vrijwel zeker is dat enkele Zwilbroekers en waarschijnlijk ook Holterhoekers er vanaf wisten, maar die zwegen als een graf. Opvallend was dat Herman Wielens sindsdien ‘s zondags niet meer in Zwilbroek maar in Eibergen naar de kerk ging.
In de dertiger jaren is er ook een periode geweest dat vanuit Duitsland naar Nederland margarine werd gesmokkeld, die in Duitsland aanzienlijk goedkoper was. Er werd met margarine vooral in het groot gesmokkeld en wel met (vracht)auto's. Op een gegeven ogenblik bleek het, dat auto’s, die vanuit Duitsland de grens passeerden wel het Duitse Zollamt aandeden (vanwege de slagboom moest dat overigens wel) maar het Nederlandse grenskantoor voorbij gingen zonder zich daar te melden. Bij het Nederlandse grenskantoor was destijds geen slagboom aanwezig. Dank zij een tip van de Duitse Zolleinnehmer kwam de Nederlandse douane er achter wat er gaande was werd een afspraak gemaakt met de Duitsers om deze manier van smokkelen een einde te maken. De Nederlanders zouden een waarschuwing van de Duitsers krijgen wanneer zij vernamen dat er weer een transport aanstaande was. De waarschuwing bestond hierin dat op een zolderkamer van het grenskantoor aan de zijde van de grens het elektrisch licht zou worden ontstoken. Dit zou voor de Nederlanders het sein zijn om in actie te komen. Aan vader Temminghoff werd gevraagd of een aantal kommiezen post mocht vatten in de schuur van zijn boerdeıij. Van daaruit hadden zij een prima uitzicht op de grens en het Duitse Zollamt. Achter het huis werden een gierkar en een ijzeren eg van mijn Vader klaargezet, om als versperring op de Groenloseweg, resp. Eibergseweg te worden aangebracht zodra de smokkelauto de grens passeerde. Bij het Nederlandse grenskantoor zou een kommies postvatten, die de automobilist een stopteken zou tonen. Nadat enige dagen tevergeefs op de uitkijk te hebben gestaan, kreeg men van de Duitsers een tip dat er iets aanstaande was. Ook ontdekte vader Temminghoff die dag, terwijl hij buiten bezig was, dat er een mannetje heel langzaam, komende vanaf de Duitse grens, richting Groenlo fietste en veel belangstelling toonde voor ons huis. Vader ging de kommiezen waarschuwen, want hij wantrouwde dat mannetje op de fiets.
Even later kwam dat mannetje terug en ging weer de grens over. Toen het donker was geworden, zagen de kommiezen bij ons in de schuur op een gegeven ogenblik een soort bestelauto stoppen voor het Duitse Zollamt. De chauffeur ging het kantoor binnen en de kommiezen zagen dat het elektrisch licht op de zolderkamer van het Zollamt werd ontstoken. Even later kwam de chauffeunvergezeld van een Zollbeamte weer naar buiten. De chauffeur stapte in de auto, de slagboom ging omhoog en de auto zette zich in beweging. Bij de grens aangekomen doofde de chauffeur de lichten van de auto, gaf vol gas en na het stopsein bij het Nederlandse grenskantoor te hebben genegeerd, koos hij aanvankelijk de richting Groenlo. Echter veranderde hij voorbij onze tuin tussen de driehoek Groenlose-Eibergseweg van richting, ging voor ons huis langs en koos de richting Eibergen.
Nadat de hele douanemeute met getrokken revolver richting Groenloseweg was gehold om de gierkar op de weg te duwen, maakten enkelen rechtsomkeert, toen ze in de gaten kregen dat de chauffeur van richting veranderde en zij slaagden er nog net in om op de Eibergseweg de eg voor de auto te gooien. Maar de auto hobbelde daar overheen. Wel werden de chauffeur nog enkele revolverkogels nagezonden, die echter ook geen effect hadden. Het leek wel een tafereel uit een wildwestfilm. Wel hadden uit voorzorg voor Groenlo en Eibergen ook nog enkele kommiezen postgevat, die in actie zouden komen, als men er in de Holterhoek niet in slaagde de smokkelwaar te pakken te krijgen. Ze zouden vanuit het grenskantoor Holterhoek telefonisch gewaarschuwd worden. Men kreeg echter geen gehoor. Wat bleek later? De chauffeur had tijderıs zijn fietstocht richting Groenlo ter hoogte van Huuskersbos een draad over de bovenleiding gegooid, zodat in Eibergen de telefoon niet overging. Mijn vader heeft een tijdje later de chauffeur bij Reirink in het café gesproken. Hij vertelde vader dat hij wel een zeer angstig moment doormaakte toen hij merkte dat er geschoten werd. Hij was, het stuur krampachtig vasthoudend, vrijwel geheel onder het dashbord weggedoken. Daags na deze smokkelaffaire vonden de kommiezen op de Eibergseweg op diverse plaatsen stukken autoband, veroorzaakt door de, de eg op de weg. Tenslotte werd de auto leeg aangetroffen, naar ik mij meen in het Assinkbos.
Na de zondagse hoogmis op Zwilbroek gingen veel Holterhoekse vrouwen even bij Reiring of Van den Berg aan om een zondagse borrel te kopen. Die was in Duitsland spotgoedkoop. Die ging dan in een meegebrachte fles en werd onder de rokken verstopt en zo passeerde men dan de grens. De Nederlandse kommiezen kregen dat in de gaten. Op een bepaalde zondag bevolkte een leger kommiezen het Nederlandse grenskantoor. Na afloop van de mis liet men de eerst voorbijkomende vrouwen gewoon passeren. Toen even later een tweede groep het grenskantoor naderde, vingen de kommiezen
alle dames op en leidden ze naar binnen, waar zij door een visiteuse werden nagekeken. Er kwamen heel wat litenjes onder de rokken tevoorschijn. Het was in de Holterhoek wel de sensatie van de dag.
Harry Overkamp, Zomer 2000.
Bron: old ni-ji. Kronik van Eibergen, Beltrum, Rekken en Zwolle, 2002, no 45, p. 8-24; Geschiedenis van Holterhoek en zijn bewoners, 2017, p.86.