Na het einde van de oorlog deden in het Duitse grensgebied de wildste geruchten de ronde: Nederland zou grote stukken van Duitsland willen inpikken, Duitsers zouden de eerste vijf jaar niet mogen trouwen, enz. In deze onheilspellende sfeer stelden de Britse autoriteiten zes weken na hun komst, langs de grens een veiligheidszone (Sperrzone) in van 1-2 km. Velen zagen dit als voorbode van gebiedverlies en de angst sloeg hen om het hart. Officieel heette het, dat Duitsers beschermd moesten worden tegen op wraak beluste Hollanders. De weg, die bij de winkel van Becking links naar het noorden Ioopt, was nu grens. De mensen westelijk van die weg moesten voor 5 mei ’s avonds hun biezen pakken. Die tijd was veel te kort en werd met drie dagen verlengd. Het was een ramp, alleen al in Zwilbroek ging het om 32 gezinnen. Hele families met kleine kinderen en oude mensen Iaadden hun bezittingen op wagens en gingen met vee en werktuigen op weg. Ze hadden weinig hoop ooit terug te keren, want alles zou met de grond gelijk gemaakt worden. Velen werden opgevangen door familie of bekenden in de buurt en Hitlergezinde boeren kregen gedwongen inwoning. Veel koeien uit de Sperrzone werd naar weiden in de umgeving gebracht, maar ook trokken grote kudden naar Heek, Stadtlohn, Schoppingen en Nienborg, waar boeren, naar gelang de grootte van hun bedrijf, vee kregen ingekwartierd. Alleen geallieerde soldaten mochten het niemandsland in, dat eerst bewaakt werd door Nederlandse verzetsstrijders en onderduikers. Uit wraak en brooddronkenheid vernielden Zij van alles in de verlaten huizen. De Noord-Brabantse Frontier Guards, die daarna de grens bewaakten, hadden geen beste naam. Op jacht naar smokkelaars schoten ze de Zwilbroekse boerderij Klümper in brand. Pas na veel soebatten mochten boeren vanaf begin juli op bepaalde uren in het niernandsland hooien en oogsten, want de Duitse voedselsituatie was allerbelabberdst. Het onbewerkte land lag er slecht bij en men moest hooi en oogst buiten de Sperrzone opslaan. Tot overmaat van ramp werden huizen door Hollanders geplunderd. Dakpannen, vensters en deuren verdwenen over de grens, waardoor die huizen verkommerden. Omdat de kerk en de school in het verboden gebied lagen werd er kerk gehouden in de grote keuken van Hüning Tommker en de 55 kinderen gingen in Ellewick naar school. Kort voor het eind van de Sperre werd de school door geallieerde soldaten moedwillig beschadigd, alle ramen en deuren waren vernield. Op 1 november 1945 werd de Sperrzone teruggebracht tot 500 meter en kon vrijwel iedereen naar huis. De vreugde was groot. Op 2 januari 1946 ging men lesgeven in de pastorie en pas na de paasvakantie konden de kinderen terug naar hun vertrouwde school.
Bron: Leo van Dijk, Geschiedenis van Holterhoek en zijn bewoners, Holterhoek 2017, S. 139-140.