In de zomer van 1943 raakt het aan tussen Wim Harmelink en Truus Droppers. Ze hebben elkaar leren kennen omdat hij bevriend is met haar broers (een tweeling). Wim is net 18 (1925-1995); Truus, ook van 1925, dan nog net niet. Hij fietst graag voor haar van Ratum naar het Achterwoold, zo enthousiast zijn beiden. Beide families weten er van en geven hun goedkeuring. De zomer van 1943 is de mooiste van hun leven, zoals ze later zeggen
Wim en zijn familie zijn Rijksduitser. Zijn vader en grootvader werden in 1908 Duitser omdat ze toen bezit kregen in Duitsland. Wim is geboren in Nederland, eerst wonend met z'n ouders op een pachtboerderij in Breedenbroek, vanaf midden jaren dertig op een eigen boerderij in Ratum bij Winterswijk, Dat betekent dat hij vanaf zijn achttiende operoepen kan worden voor militaire dienst in Duitsland. Z'n ouders komen oorspronkelijk van net over de grens bij Dinxperlo. Zij zijn op hun beurt voor een groot deel van Nederlandse komaf. Zoals dat in veel meer families in het grensgebied vaak voorkomt, maakt de grens voor families niet echt uit en leven de families aan beide kanten.
Begin 1944 wordt Wimm, na een tip, thuis gearresteerd en gaat hij in militaire dienst in Duitsland. Het betekent een zware periode voor Wim, maar ook voor Truus die achterblijft. Er wordt gelukkig druk gecorrespondeerd. Truus houdt de ontvangen brieven keurig bij, slechts twee brieven komen nooit aan. Iedereen waarschuwt haar dat ze niets moet verwachten van de toekomst omdat Wim Duitser is. Maar haar ouders en haar broers steunen haar altijd. En Truus houdt ook vol.
Een half jaar later, na een tijd van ziekte, krijgt Wim in augustus 1944 verlof. Hij mag niet de grens over naar Truus en naar huis, maar doet dat toch. Aan het eind van het verlof besluit hij te deserteren. Hij meldt zich, zoals het hoort, in Bocholt op het station om weer naar zijn onderdeel te vertrekken. Hij stapt de trein in maar er ook meteen wwr uit, samen met een groep soldaten die net met diezelfde trein is aangekomen voor verlof. Hij duikt eerst onder nij familie in de Heurne bij Dinxperlo en vanaf eind 1944 tot de bevrijding is hij thuis in Ratum ondergedoken. In de Heurne leert hij de Joodse onderduiker Ivy Philips kennen en er ontstaat een warme vriendschap. Uiteraadr gaan de Duitsers op zoek naar hem. Ze komen zowel op de borderij in Ratum als bij de familie in de Spork, die zelfs direct met executie bedreigd wordt.
Op de dag van de bevrijding weet Wim niet hoe gauw hij bij Truus moet komen. De slag om het Woold is nog volle gang, maar Wim gaat tussen de hevige gevechten door toch naar zijn Truus. Truus en Wim weten van geen wijken. Maar dan is het helaas nóg niet afgelopen met de narigheid. Daags na de bevrijding wordt de familie van de boerderij geplukt en op een nare manier naar Winterswijk afgevoerd naar het gemeentehuis/postkantoor, waar (vermeende) collaborateurs en Rijksduitsers verzameld worden. Vandaar worden ze naar kamp Vosseveld bij Winterswijk overgebracht. Gelukkig mogen ze in mei 1945 weer naar huis omdat duidelijk is dat ze als Rijksduitser niets verkeerds gedaqan hebben in de oorlog.
Het leven gaat door na de oorlog. Wim en Truus leren elkaar nog beter kennen en verloven zich in juni 1946. Kort daarna wordt de familie Harmelink echter opnieuw opgehaald en, have en goed achterlatend, overgebracht naar een kamp bij Nijmegen. Vanuit Nijmegen worden ze in augustus 1947 als Rijksduitsers uitgewezen naar Duitsland. Ze strijken neer in Bocholt. Wim begint er te werken als boerenknecht in de Spork, dichtbij de grens.
Die brieven tussen Truus en Wim worden de grens overgesmokkeld. Af en toe smokkelt Wim ook zichzelf in deze tijd, tussen 1947 en 1949, de grens over om zijn Truus te kunnen ontmoeten. Beiden geloven sterk in hun relatie, ondanks de vele praktische moeilijkheden en de zorgen die uit de brieven spreken.
Dan krijgt de familie de tip dat een deel van Süderwick (bij Dinxperlo) nederlands zal worden. Heel snel betrekken ze een huis in dat deel van Düderwick, aan de Heelweg. En zo wonen ze dus in 1949 weer in Nederland. Begin 1950 kunnen ze, na de nodige perikelen en met hulp van een advocaat uiteraard, ook weer terugkeren naar hun boerderij in Ratum. In 1951 trouwen Wim en Truus. Wim is nog steeds Rijksduitser zodat Truus automatisch Duits wordt. De eerste twee kinderen overlijden in 1953 en 1956 aan een nierkwaal. Daarna worden er nog drie gezonde kinderen en één kind dood geboren.
In 1955 komt er eerherstel en wordt Wim Harmelink Nederlander, en daarmee zijn vrouw ook. Een hele opluchting voor beiden. In de jaren zeventig stelt iemand hem de vraag of hij zich nu Duitser of Hollander voelt. Wim aarzelt een hele tijd, en zegt vervolgens: "Komt er op aan of er niet wéér een oorlog komt; war staat je dan te wachten? Dan maakt het niet uit of je Nederlander of Duitser bent, je zit altijd aan de verkeerde kant."
Hun hele leven hebben Wim en Truus, samen met zijn ouders op de boerderij in Ratum gewoond.
Bron: Onderduikmuseum Aalten: Interview Ina Soepboer-Harmelink, dochter van Wim Harmelink en Truus Harmelink-Droppers, december 2013, Dalfsen.